Het meisje was 1 jaar en 9 maanden oud, toen de man haar op 14 september 2019 met ernstig (schedel)hersenletsel naar het ziekenhuis bracht. Volgens de man was hij thuis in Wormerveer met het meisje op de arm gestruikeld. Op de vloer van de overloop lag gedeeltelijk laminaat met een ondervloer die uitstak.
Hij struikelde over de rand van het laminaat of de ondervloer, verloor zijn evenwicht en viel. Het meisje viel met haar hoofd tegen de muur en de man is op of tegen haar aan gevallen. Beneden op de bank verloor zij het bewustzijn, waarna hij naar het ziekenhuis is gegaan. Daar is zij op 18 september 2019 overleden.
Sectie
Door de patholoog is sectie verricht, waarbij ernstige uitgebreide traumatische letsels in het hoofd zijn vastgesteld. Volgens hem kan dit hoofdletsel (en de gevolgen daarvan) de niet-natuurlijke dood van het meisje hebben veroorzaakt. Het is bij leven opgelopen door een hevige botsende gewelds(krachts)inwerking. Dit kan zijn gebeurd door geweld (niet-accidenteel) en door een ongeluk (accidenteel), bijvoorbeeld bij een val van meer dan 1,5 meter hoogte.
Ook een forensische kinderarts heeft het aantreffen van het schedelhersenletsel bij het meisje waarschijnlijker (namelijk een 10 tot 100 keer grotere kans) geacht onder de hypothese van inwerking door geweld dan onder de hypothese van inwerking door een ongeluk.
Gegevens ontbraken
De artsen zijn op de zitting uitgebreid als deskundigen gehoord. Hoewel zij bij hun conclusies bleven, werd ook duidelijk dat er enkele feitelijke gegevens ontbraken om die conclusies zonder enig voorbehoud te kunnen onderschrijven. Zo zouden een val van meer dan 1,5 meter hoogte, en/of een hoge beginsnelheid en/of een krachtige draai, mogelijk ook het vastgestelde trauma veroorzaakt kunnen hebben.
Er is dus meer feitelijke informatie nodig, in het bijzonder de gegenereerde beginsnelheid bij de struikeling over het laminaat, om met volledige zekerheid te kunnen beoordelen of de door de man beschreven val als oorzaak van het letsel is uit te sluiten.
Conclusie rechtbank
Op basis hiervan concludeert de rechtbank enerzijds dat er weinig aanknopingspunten zijn om uit te gaan van de door de man geschetste gang van zaken, anderzijds dat de verklaring van de man door het gemaakte voorbehoud van de deskundigen niet volledig opzij geschoven kan worden. Bovendien is voor een bewezenverklaring uiteindelijk een forensisch oordeel nodig dat is uitgedrukt in een bepaalde mate van zekerheid over wat er wel is gebeurd.
De rechtbank valt daarom terug op de algemene conclusie van de beide deskundigen dat het letsel van het meisje waarschijnlijker is onder de hypothese van inwerking door geweld dan onder de hypothese van inwerking door een ongeluk.
Onvoldoende om schuldig te achten
En dat vindt de rechtbank onvoldoende om de man, buiten redelijke twijfel, schuldig te achten aan de dood van het meisje, in welke variant dan ook, omdat betekenisvolle, aanvullende feiten en omstandigheden ontbreken. Daarin verschilt de rechtbank van de officieren van justitie. Zij gingen uit van aanvullende omstandigheden en eisten 8 jaar gevangenisstraf voor doodslag op het meisje door de man.