Dodelijk schot
B. en het slachtoffer zouden een conflict hebben gehad. Toen zij samen in de cabine van een busje zaten hield B. op enig moment een vuurwapen in de mond van het slachtoffer. Het vuurwapen ging af en het slachtoffer kwam om het leven.
Hierna besloten de drie verdachten niet om de hulpdiensten in te schakelen, maar om weg te rijden met het lichaam van het slachtoffer. Zij lieten hem achter in een sloot in Amsterdam Nieuw-West. Zij vertrokken vervolgens naar België en wasten hun kleren en kochten nieuwe kleding. Met deze handelingen wilden zij het feit en de oorzaak van het overlijden verhullen.
Hogere straf hoofdverdachte
B. verklaarde ook in hoger beroep dat er sprake was van een ongeluk. Hij stelde dat het slachtoffer zelf zijn mond om de loop van het vuurwapen deed wat een beweging veroorzaakte waardoor het schot per ongeluk werd gelost. Het hof vindt deze verklaring ongeloofwaardig en concludeert dat B. het slachtoffer opzettelijk van het leven beroofde.
De rechtbank legde B. eerder een gevangenisstraf van 9 jaar op, het Openbaar Ministerie (OM) eiste 13 jaar. Het hof volgt de eis van het OM en vindt een gevangenisstraf van zeer lange duur passend en geboden. B. pleegde de doodslag op een manier die laat zien dat hij totaal geen respect had voor het leven van die persoon. Wat hij deed na de dood versterkt die conclusie alleen maar.